dinsdag 2 juni 2020

NA DIE CORONA, NADIA


In ver vervlogen tijden, waarin vogels ver vlogen en nog lang niet allemaal huismussen waren, met uitzondering van hier en daar een postduif, waarin ververs nog niet allemaal huisschilders waren, wel, in deze precoroniaanse periode speelt deze anekdote zich af.

Op een zorgeloze zaterdagochtend sprong ik samen met mijn dochter in de auto voor een niet-noodzakelijke, doch nuttige verplaatsing. Later die dag moest er immers nog spaghettisaus gemaakt worden en de ingrediënten die daarvoor nodig waren, waren ver te zoeken en dus moesten we naar een warenhuis waar die waren voorradig waren.

Voor we ons winkellijstje konden afwerken, stond er nog een korte passage langs het postpunt op het programma. Het gebeurt wel eens dat mensen mij vragen om een van mijn boeken gesigneerd per post te versturen. Dat gebeurt dan steevast bij het vroegere krantenwinkeltje van Nadia. Eigenlijk is het nog steeds een krantenwinkeltje, maar omdat er al lang veel minder kranten of weekbladen gelezen en sigaretten gepaft worden, heeft Nadia zich al een paar keer moeten herpositioneren en heruitvinden. Ze werd postpunt, broodverkoopster en interieurspecialiste. Allemaal min of meer tegelijkertijd. Naast sandwiches, pistolets, wit gesneden tijgerbrood, nachtlampjes, vazen en tafellakens verkoopt ze ook nog steeds wat krantjes, boekjes en kansspelen. Zelf vind ik dat allemaal te uiteenlopend, dus wandel ik telkens rechtstreeks naar de rode stip op de vloer ergens in een hoekje van de winkel. Het is een wachtstip voor mensen die postzaken te verrichten hebben. Mensen die het niet erg vinden om de drukte te ontlopen en te wachten tot elke commercieel interessantere klant heeft aangekocht waarvoor hij of zij gekomen is. Geduldige mensen. Een soort waartoe ik gelukkig behoor en mijn jongste dochter heel soms ook.

Over Nadia zelf geen klachten. Nadia heeft het vriendelijke, opgewekte gezicht dat je verwacht van winkelpersoneel, maar je merkt al binnen de vijf seconden dat haar vriendelijke opgewektheid authentiek is en niet louter klantgericht. Ik hou van levenslustige positivo’s.

‘Dag meisje! Ben jij vandaag met jouw papa op stap?’ vraagt ze lachend aan mijn kleine spruit, terwijl ik een adres op de grote, gewatteerde enveloppe schrijf die ze me net met een brede glimlach heeft aangereikt, ook al is het verstrekken van dat soort enveloppen al lang routine geworden. Ik ben gek op routines, zeker als de uitvoering ervan op vrolijke wijze gebeurt. Het bespaart energie, instructieverstrekkingen en verrekkingen van ongetrainde lachspieren.

‘Ja, we gaan hierna ook nog winkelen, want onze ijskast was helemaal leeg,’ zegt een al bijna even vrolijke Yalinka, want zo heet ze, een beetje kwistig met informatie, maar dat is schattig op die kinderlijke leeftijd.

‘Aha, dan ga jij samen met je papa zo dadelijk nog allerlei lekkere dingetjes kopen!’ riep Nadia als een volleerde kinderanimatrice met een steeds hoger wordend stemmetje.

Yalinka’s antwoord liet lang op zich wachten. Zo lang dat het eigenlijk niet meer kwam en ik, de interieurmeubeltjes reddend door als woordvoerder op te treden, iets zei in de trant van: ‘Dat gaan we heel zeker, want er moet nog spaghettisaus gemaakt worden.’ Yalinka is dol op koken en mama of papa assisteren in de keuken, dus probeerde ik haar enthousiasme op te wekken door het snijden van diverse verse groenten en het kliederen met tomatensaus in het vooruitzicht te stellen, maar het was geen boter in de kookpot, maar eerder aan de galg. Yalinka zweeg en keek naar de rode stip op de vloer. Kijkend naar de vloer en met een lange lip verliet ze aan mijn zijde het veelzijdige zaakje van Nadia. Ik zwaaide en zei ‘tot volgende keer!’ en Nadia wenste ons nog een fijn weekend, maar haar vriendelijke opgetogenheid was nu deels vervangen door onzekerheid en onbegrip. Haar glimlach deed een beetje pijn. Ik had medelijden met Nadia.

Het was pas toen we de vijftig meter naar de auto hadden afgelegd, ingestapt waren en aan het eerste verkeerslicht richting warenhuis stonden te wachten, dat de stilte verbroken werd.

‘Wat denkt die wel? Wat denkt die wel, zeg? Dat ik een klein kind ben? Ik ben zeven jaar hé. Zeven!’

Zwijgend lach ik inwendig. Uit zelfbehoud laat ik niets blijken. Ik blijf haar even bekijken en merk hoe ze steeds bozer wordt, ook al is het hele drama al lang achter de rug. Plots trekt ze een geforceerd en overdreven blij gezicht, maar al snel begint ze hoofdschuddend snerpende klanken te produceren. Bij elke lettergreep schudt ze haar hoofdje van links naar rechts. Met haar ogen in overdreven spreidstand, roept ze, min of meer een kraai of een andere vervelende vogelsoort imiterend: ‘Ga-jij-samen-met-jouw-papa-allerlei-lekkere-dingetjes-kopen, klein-kindje?’ Waarna haar blik plots weer boos wordt en ze een aantal vrij onschuldige scheldwoorden uitstoot, variërend van ‘zaag’ tot ‘trut’.

Mijn boeken zijn te zwaar om rond de nek van een postduif te binden, dus zal ik Nadia in het postcoroniaans tijdperk nog vaak onder ogen komen. Ik hoop dat ze het voorval tegen die tijd vergeten is. Yalinka houd ik alleszins nog even in quarantaine.

 

 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

DE VISSER

Helemaal alleen Turend in het water Niemand om hem heen Hij is niet zo’n prater Onopvallend Leeft hij zijn leven Wat zou hij g...